Het verhaal begint op een vrijdagmiddag in het vroege voorjaar van 1974 in Sybs koffiebar, een café in de Doelesteeg in Leeuwarden, waar zeven ex-schoolkameraden elkaar, na enkele jaren weer hebben ontmoet en onder het genot van een paar pilsjes besloten om elkaar niet meer uit het oog te verliezen. Er werden verschillende ideeën naar voren gebracht hetgeen uiteindelijk resulteerde in het bouwen van echt groot vlot. Maar het bleef die dag bij losse ideeën.
Door een samenloop van omstandigheden konden ze korte tijd later met de bouw van het vlot beginnen op een braakliggend terrein aan de oever van de Potmarge, een riviertje dat door Leeuwarden loopt. Het werd een vlot, opgebouwd uit louter afvalmateriaal met een houten dek van 13 meter lang en 5 meter breed. Het drijfvermogen werd verkregen door 22 oliedrums, samen gelast in twee rijen van elf drums. Het vlot werd verder voorzien van twee grote zwaarden. Voor de voortstuwing zijn op het dek twee masten gemonteerd, geschikt voor 16 m² ‘BM-tuig’ en 14 m² ‘vrijheidtuig’.

De Sterke Yerke verliet Friesland via het IJsselmeer en Amsterdam naar IJmuiden en vertrok vandaar op 22 augustus 1975 voor zijn eerste zeereis, over de Noordzee naar Londen. Na twee uur varen kreeg men de eerste tegenslag te verwerken. De voormast zakte door het houten dek en de voorstag knapte. In de haven van Scheveningen werd het gehavende vlot opgelapt en vertrokken ze weer richting Engeland. Als snel bleek dat de Sterke Yerke niet sterk genoeg was. Toen iedereen hiervan overtuigd was werd op de avond van 24 augustus besloten een einde te maken aan de oversteek naar Engeland.
De tonnen werden lek gestoken maar de laatste resten waren niet stuk te krijgen. Met een sleper van Rijkswaterstaat werd zes keer over het vlot heen gevaren en toen was het geen gevaar meer voor de scheepvaart.