Informatie over de constructie en gedragingen

van het zeilvlot Sterke Yerke III 

Het vlot Sterke Yerke III, gebouwd in de winter 1978-1979 bestond uit afgedankte zandtransport buizen, die gebruikt waren bij de aanleg van de Eemshaven in Groningen. Diameter 82 cm en lengten van 6 m met een flenskoppeling aan de uiteinden. Tegen de tijd dat we de eigenaar vonden lagen ze al bij een opkoper/metaalsloopbedrijf te Zwijndrecht. Afgedankt omdat de buizen nieuw 10 mm dik waren en door gebruik versleten waren minder dan 4 mm. Bij de koop hebben we destijds de buizen in Zwijndrecht eerst gemeten dat de minimale dikte zeker 4mm.  

In Leeuwarden de buizen gelost op een binnenplaats bij Faber Haarden in Huizum / Leeuwarden.  Met behulp van steigerbouw en dekkleden eromheen bouwden we een eigen  tent/ loods eromheen.

Geen overbodige luxe want die winter werd Friesland getroffen door extreme kou en bijzonder grote hoeveelheid sneeuw. Friesland was zeker twee maanden geïsoleerd van de buitenwereld.

In het begin van het project waren we nog van menig “even” zelf een lascursus te volgen en zelf aan de slag te kunnen. Na één avondje kwamen we erachter dat dit niet ging en kregen we hulp van twee professionals uit de offshore wereld die op dat moment week op week af werkten en bij ons in de week af aan de gang gingen. Het voorbereidende werk als flensen eraf branden en de diverse lengten op maat leggen m.b.v. vorkliften uit de Faber Haarden fabriek deden we zelf.

Ten tijde van de bouw van de Sterke Yerke III hadden we reeds 4 jaren zeilervaring met de Sterke Yerkes I en II. Die waren wel van heel ander materiaal (oude oliedrums in twee of drie rijen aan elkaar gepikt) maar van dag 1 hadden we wel ervaring in zeilen met een vlot van  12m lang en 5 m breed. De Sterke Yerke I met twee rijen oliedrums; de Sterke Yerke II met 3 rijen (ook een in de midden ter fundatie van de masten) en wat afstand tussen dek en de oliedrums. En proefondervindelijk hadden we gemerkt dat dit geen catamaran vaareigenschappen had, maar als het ware een plaatbeton in het water was, waarbij geen enkele vorm van helling ervaren werd. Een ponton met twee masten erop. Zo staken we verrassend eenvoudig de Noordzee en haalden de Tower Bridge in London.

Voor een oversteek over de oceaan was een vlot van oliedrums te zwak en we wilden meer bagage meenemen. De keus op zandtransport buizen viel door informatie van de Belg Fons Oerlemans, die een paar jaar eerder de oceaan vanuit Marokko naar de Caribbean was overgestoken op zelfgemaakt vlot van dit type buis  

Omdat we nergens een voorbeeld van een zeilvlot, type Sterke Yerke, konden vinden hebben we gewoon 5 rijen buizen genomen, beetje als Thor Heyerdahl’s vlot en geen type catamaran. Alle professionele kennis binnengehaald middels interviews van grote wereldzeilers, scheepswerven en het TNO te Delft.

In die jaren was ene professor Gerritsen aan de TH Delft, die zich wat meer interesseerde in wedstrijdzeilen en de constructie daarvan. Naar onze mening heeft hij ons toen heel erg goed geholpen met twee tips:

  1. Het dek smaller dan de breedte van het vlot. Buitenste buis aan beide kanten hadden geen dek erboven. Reden: er mag nooit vast water tegen de onderkant van het dek komen. Breedte vlot was 5 meter en breedte houten dek (slechts 60 cm boven de  buizen) van 3,4 m
  1. Kort diepstekend roer om nog grip op je koers te hebben met achter op komende zeeën. Immers met een vlot, wisten wij uit ervaring met de Sterke Yerke I en II, alleen met ruime wind vaart konden maken. Bij halve wind was de snelheid te laag ten opzichte van de drift. 

Zeezeilers van formaat uit die tijd als Eelco Kazimier, Conny van Rietschoten en Dirk Nauta brachten ons een bezoek tijdens de bouw en gaven hun advies over iets wat naar hun mening aandacht nodig had, zoals lijflijnen van voor naar achteren aan weerszijden van de tent aan dek en het helmhout bedienen met een derde handje (drieloper) aan weerszijden om te voorkomen dat je als roerganger overboord geslagen zou worden. 

Onze offshore lassers, Piet Kramer en Roman Solarz, hadden ook hun professionele inbreng in de constructie door bijvoorbeeld platte strips onder de 4 dwarsschotten aan te brengen op de buizen. Reden: de dikte van de buizen , 4 mm, werd niet overal gehaald. Middels platte strips op de buizen werden de krachten beter verdeeld. Tijdens de bouw hebben we nog extra buizen aangebracht in het  horizontale vlak en diagonaal lopend ter versteviging van de dwarsschotten (10mm dikte) bij vaart door het water.

De voor- en achterpunten werden zodanig geconstrueerd dat de bovenkant horizontaal was en cilindrisch van vorm. Kegelvormig met ongelijke zijde. Hierdoor meet opwaartse lift in plaats van onderwater trekkend.

De beide masten werden op dek geplaatst in een scharnierbare huls om deze te kunnen strijken voor onze gepland reis op de Rijn van Bonn naar Hoek van Holland. Onderdeks werd een verticale buis gelast tussen dek en middelste buis.

De opbouw bestond uit een frame van waterleidingbuis met snelkoppelingen op de hoeken  en in potjes aan dek vastgezet. Het idee was simpel en goedkoop met de gedachte dat we in heel slecht weer de tent snel konden afbreken. Nooit gebeurd. Reden: het dek is nooit door zoutwater nat geworden, alleen door regenwater. Verklaring: theorie van het eend veertje. 

Tijdens de proefvaart voorafgaand aan de grote oversteek en tijdens de vaart op de Noordzee na vertrek, kwamen we er achter dat met deze afmetingen ( 12x5m) we nooit op twee golftoppen kwamen en het vlot zich als een eend veertje verticaal werd opgetild door een golf, zelfs  bij windkracht 8 Bfrt.